de penisnijd van de ‘moderne’ man
Eens, heel lang geleden, wilde ik mezelf omscholen. ik zat in het onderwijs en dat beviel me totaal niet. Het bedrijfsleven leek me veel uitdagender en daar lagen, dacht ik, zoveel mogelijkheden om van koers te veranderen en nieuwe wegen in te slaan. Toch heb ik van mijn plan afgezien en ik weet nu dat ik daar goed aan heb gedaan.
Want in het bedrijfsleven, met name onder managers, zzp’ers en mensen die werken in de vrije sector, bestaat een verhoogd risico op afgunst en jaloezie. Bij hen, zo zou uit onderzoek blijken, zijn afgunst en jaloezie bovendien intenser en heftiger dan bij mensen met een relatief eentonig beroep, zoals ambtenaren of stratenmakers.
Er is een tijd geweest dat dit soort emoties van jaloezie en afgunst niet bestond. Zo had Friedrich Engels (1820-1895) al geconstateerd dat onze voorouders pas afgunstig en jaloers zouden zijn geworden nadat ze hun pijlen en bogen hadden neergelegd om de akkers te gaan bewerken. Als jagers leefden ze frank en vrij, maar toen ze zich op één plek nestelden kregen ze grond en bezittingen. Het matriarchaat waarin vrouwen het nog voor het zeggen hadden, veranderde in patriarchaat. Mannen werden heersers, vrouwen en kinderen hun bezit en daarmee werden afgunst en jaloezie een feit, want wat men bezat kon men ook weer verliezen aan vijand of rivaal.
Onze huidige maatschappij is bij uitstek een broedplaats waarin afgunst en jaloezie opperbest gedijen. De competitie- en concurrentiemolen draaien op volle toeren. ‘Kan nu echt van ons verlangd worden dat we vijf of zes dagen per week een concurrentiestrijd leveren met medeburgers en collega’s om geld, macht en succes en dat we dan op de zevende dag het concurrentie- en rivaliteitsdenken naast ons neerleggen om ons aan de liefde en de medemenselijkheid te wijden?’
Hopeloos is het gesteld met mensen die werken zonder plezier en uitsluitend voor het geld. Om maar te zwijgen van hen die arm zijn want die blijven fietsen achter de meute en/of de elite, zoals de gele hesjes overduidelijk proberen aan te tonen.
Afgunstige en jaloerse mensen zijn kortzichtig en onrealistisch. Mannen scoren hoog op de ladder van jaloezie en afgunst als het gaat om hun reputatie, hun aanzien en – uiteraard – om hun mannelijkheid, dwz. om de ‘grote penis’ van hun rivaal, althans om hun idee dat een ‘grote penis’ het meest verleidelijk orgaan is om een vrouw voor zich te winnen. Mannen – goed uitziende, zongebruinde, succesvolle mannen – die schoorvoetend en na veel erom heen draaiend (want daar praat een man toch zeker niet over) huilend vertellen dat hun penis te klein is…. en van dat idee niet af te brengen zijn, zijn talrijk.
En achter het getatoeëerde lichaam van de huidige macho schuilt onoverkomelijk dit drama van de ‘penisnijd‘. En niet voor niets worden in de voetbalwereld waar het stereotiepe mannelijk penis-ideaal nog steeds hoogtijdagen viert homo’s en vrouwvriendelijke, lieve mannen geweerd of met de nek aangekeken. Om maar te zwijgen van vrouwen die zich bewegen op hun terrein en ook voetballen, want zij worden neergezet als gemankeerde vrouwen die zouden lijden aan het ontbreken van de penis. Ja ja, Sigmund Freud (1856-1939) had het destijds al helemaal door toen hij de theorie van de penisnijd lanceerde. Het is en blijft, helaas, een actueel thema.
Geef een reactie